In search of the female touch?

Setting

Twee maart 2020 - Brussel - WOWMEN-festival - performances, lezingen, debatten, films en workshops -een kritische blik op de staat van gender, kunst en samenleving.
Kaaistudio’s - vierde verdieping - een grote doorschijnende doos in een smetteloze ruimte - witte canvaswanden, warm wit licht, zachte zitkussens, boeken op de grond - pen, papier en een uitnodiging tot schrijven - medisch, historisch, psychologisch en sociologisch onderzoek over vrouwen en waanzin resoneren in de ruimte - een performatieve installatie van Sarah Desmet en Sofie Vandamme over vrouwelijke waanzin: Still CRAZY after all these years?

Lees meer.

Stemmen over vrouwelijke waanzin 

De Grieken waren er al van overtuigd dat waanzin vrouwelijk was. Teksten, traktaten en theater uit alle tijden beschrijven dit zogenaamde verband tussen vrouwen en waanzin, gaande van hormonen en humeuren tot de hysterie. Doorheen de tijden zijn er ontzettend veel studies verschenen over “vrouwen en waanzin”. Er zijn ook bibliotheken vol geschreven over de vermeende relatie tussen creativiteit en mentale stoornissen… waarbij vooral bij mannen een positief verband tussen beide wordt gelegd. Van Gogh is de weinig benijdenswaardige vaandeldrager van dat romantische beeld van de mad genius. De relatie tussen vrouwelijk kunstenaarschap en waanzin wordt doorgaans als minder heroïsch gezien. Vrouwen met mentale stoornissen werden bovendien in het verleden veeleer weggezet als ziek, hysterisch of deviant, maar zelden als artistiek of geniaal. 

Daar, op de vierde verdieping van de Kaaistudio’s, brengen we archiefstemmen over vrouwelijke waanzin terug tot leven. Via een audiotape horen we verschillende soorten teksten over waanzin voorgedragen. We horen bijvoorbeeld flarden uit Siri Hustvedts autobiografisch werk,  De geschiedenis van mijn zenuwen. Daarin stelt ze dat mochten haar beefaanvallen zich voordoen tijdens de heksenhysterie in Salem (in plaats van in het hedendaagse New York), ze  ongetwijfeld de indruk had gewekt dat ze een bezeten vrouw was en wellicht op de brandstapel was beland. We horen ook enkele voorgedragen medische studies uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Die stellen onomwonden dat er meer vrouwen dan mannen lijden aan psychische kwellingen. Weinig aan de verbeelding overlatende therapieën worden beschreven, zoals de behandeling van hysterie met bekkendouches waarbij stralen water onder grote druk op de clitoris werden gericht. We horen ook de tekst La ronde des folles van de Franse historica Yannick Ripa waarin ze zingende kinderen uit het negentiende eeuwse Parijs citeert : “Do ré mi fa sol, toutes les femmes sont folles, excepté ma bonne, qui fait des tartes aux pommes…”

In de geborgenheid van de installatie wordt het publiek uitgenodigd om plaats te nemen en boeken over vrouwelijke waanzin in te kijken. Op de achtergrond is het gedreun te horen van de bij wijlen hallucinante theorieën over vrouwen en waanzin. In dat contrast tussen de innerlijke stemmen in de witte box en de weerklinkende stemmen uit de boxen van de geluidsinstallatie, stelt zich de vraag wat dat vrouwelijke zou zijn dat al eeuwenlang als gek, waanzinnig, hysterie, en dus totally CRAZY wordt bestempeld en tot op vandaag zo makkelijk wordt geassocieerd met psychische kwetsbaarheid. De performatieve installatie Still CRAZY after all these years? nodigt uit om gedachten daarover op papier te zetten. 

Uit de analyse van die gedachtenkronkels kunnen we het antwoord op die vraag grofweg in drie categorieën opdelen. 

Een eerste categorie - het overgrote deel - combineert juist het vrouwelijke en het “gekke” in soms zelf uitgevonden woorden. In termen als “shesterie”, “femmania” or “waan-zonde’” resoneert nog het dominante (mannelijke) denken waarbij het feminiene zich effectief zou laten zien in het excessieve, het hysterische of het manische… Opmerkelijk is dat juist deze stem nog steeds de meest voorkomende is. 

Een tweede categorie vormt zich rond het sensitieve en het gevoelige. Die sensitiviteit zou de essentie vatten van het vrouw zijn. Termen als “feminienia”, “femmystery”, “gevoelzinnig”, “bluety as beauty feeling blue” associëren het vrouwelijke bovendien ook direct met het mysterieuze, het fragiele of het nostalgische.

Ten slotte is er ook een meer activistische categorie die zich juist verzet tegen bovenstaande typeringen van het vrouwelijke. Met een term als het “female-oppression-syndrome” verwerpen ze de associatie met zowel waanzin als kwetsbaarheid. Dat softe woordgebruik zou “het effect van het patriarchaat” zijn. Er zou bijgevolg een woord gezocht moeten worden dat dergelijk dominantiedenken ontkracht door in de bewoording zelf de mannelijke oppressie te benoemen. “Femalien” is wellicht het woord dat het dichtst daarbij aansluit. 

Deze oproep om psychische kwetsbaarheid te ontdoen van het dominante denken over de vermeende vrouwelijke waanzin resoneert in de grote zolderruimte van de Kaaistudio’s: Weg met waanzin!  

Stilstaan bij kwetsbaarheid 

Op zes maart 2020 wordt onze installatie afgebroken. Een week later valt de wereld stil door Covid-19. 

In de stilte van de pandemie weerklinkt de term kwetsbaarheid als nooit te voren. De crisis maakt mensen kwetsbaar. Er zijn kwetsbare beroepen, gezinnen, kinderen, situaties. Navenant neemt ook het soort kwetsbaarheden toe: sociale kwetsbaarheid, economische en financiële kwetsbaarheid, familiale kwetsbaarheid en vanzelfsprekend ook mentale kwetsbaarheid. Vele woorden en opinies vloeien over kwetsbaarheid. 

Hoe veelvuldig de term kwetsbaarheid in tijden van pandemie ook in de mond genomen wordt, toch is het gebruik van dit woord niet gratuit. Kwetsbaarheid kent vele betekenissen maar impliceert in ons westerse denken meestal een zwakte, een fragiliteit, broosheid, hulpeloosheid, passiviteit… Erinn Gilson, dé experte inzake kwetsbaarheid, zegt daarover: “if to be vulnerable is to be weak and subject to harm, than to be invulnerable is to be the only way to be strong and competent. Invulnerability as a form of mastery is sought at the price of disavowing vulnerability”. Spreken over kwetsbaren brengt onvermijdelijk een cesuur aan tussen de kwetsbaren en de niet-kwetsbaren, tussen de zwakken en de sterken, tussen de passieven en de actieven. Die tweedeling installeert impliciet of expliciet een ongelijkheid. Het gebruik van de term kwetsbaarheid heeft daardoor een morele implicatie waarvan we ons niet altijd bewust zijn. In het benoemen van de andere als zijnde de “kwetsbare” neem je immers zelf de positie in van niet-kwetsbare. De kwetsbare kan dan wel een appèl doen op de niet-kwetsbare, maar alleen in een relatie van afhankelijkheid en minderwaardigheid. Want door het innemen van de positie van onkwetsbare, distantieer je je automatisch van de zwakte en de passiviteit van de ander. Om je te onderscheiden van de kwetsbaarheid, parkeer je de kwetsbare als het ware in de marge. Ook de filosofe Judith Butler ziet kwetsbaarheid als een afbakening, iets dat zich achter een grens, achter een impermeabele muur bevindt. Het marginaliseren van kwetsbaarheid is gebaseerd op de inherente machtsverhouding die in een tweedeling tussen de onkwetsbare en de kwetsbare aanwezig is. 

Wanneer we deze kwetsbaarheidsreflecties uit de pandemietijden doortrekken naar de bevindingen over waanzin uit onze participatieve installatie tijdens WoWmen, moeten we vaststellen dat het begrip kwetsbaarheid geen eufemisme is voor waanzin. Ook al is het vandaag de dag politiek correcter om te spreken van kwetsbaarheid, toch blijft het kwalijk om het typisch vrouwelijke - dat gemakkelijk met hysterie, gekte of waanzin wordt geassocieerd – als kwetsbaar te benoemen.

Het is immers niet louter het gebruik van termen als waanzin of kwetsbaarheid, noch de cesuur die ze trekt, die voor dat zogenaamde patriarchy effect zorgt. Het kwalijke bestaat erin dat die scheidingslijn wordt getrokken op basis van één enkel element dat op zich niets met kwetsbaarheid of met waanzin te maken heeft. Als kwetsbaarheid - net zozeer als waanzin, gekte of hysterie - expliciet aan vrouwen wordt toegeschreven, dan heeft dat tot gevolg dat het een ontologische waarde krijgt. Kwetsbaarheid wordt dan een wezenskenmerk van vrouwen. Het is dan een onderscheidend kenmerk, een identiteit: je hebt geen kwetsbaarheid, je bent kwetsbaar. Daardoor word je als vrouw in de marge geplaatst, aan de andere kant van de lijn van mannelijkheid, rationaliteit en kracht. Ook die bedenking werd gemaakt in onze performatieve installatie, zoals blijkt uit een opmerking die een toeschouwer achterliet: ”The lack of recognition of a female restless mind has led to nothing but solitude, a poetic word for loneliness. Art by women that expresses such internal war, will be easily classified as the outlet of a person on the edge of society.” 

Luisteren naar stilte 

Het zou te gemakkelijk zijn om te stellen dat de associatie van vrouwelijkheid met kwetsbaarheid doorbroken moet worden door het dominante denken het zwijgen op te leggen. Het tegendeel lijkt mij veeleer het geval. Psychische kwetsbaarheid en waanzin moeten ernstig genomen worden, moeten ten gronde bevraagd worden, niet als terminologie of als begrip maar als een ervaring. We moeten waanzin van binnenuit ervaren om het in zijn essentie te begrijpen. Zoals Yannick Ripa het zo mooi verwoordt: “Il existe une folie vue du dehors et une folie vécue du dedans. L’écart entre les deux est occupé par une folie tue. L’histoire qui quit est peut-être bien celle de ses silences et de ses cris étouffés.”

Om vrouwelijke waanzin te begrijpen moeten we volgens Ripa dus proberen om die stilte te doorbreken door, voorbij de stilte, naar die gesmoorde vrouwenstemmen te luisteren. We moeten niet alleen proberen te begrijpen wat er over waanzin gezegd wordt, maar evenzeer wat niet gezegd wordt.

Dat is niet vanzelfsprekend. Het gebeurt niet op de geijkte paden van de wetenschappelijke methodieken. Het kan wel door zelf als het ware in die marge van kwetsbaarheid te gaan staan en daar te experimenteren om te horen wat kwetsbaarheid of waanzin voor vrouwen zou kunnen betekenen. Dat vereist dat we niet langer onderzoek doen over kwetsbaren, maar dat we de ervaring van kwetsbaarheid samen met anderen verkennen. 

Dergelijk denken over kwetsbaarheid noemt Nadia Fadil een “dekoloniale onderneming,” een meer experimentele manier van denken die vraagt naar nieuwe of al bestaande maar minder gekende methodieken. Onderzoek doen is altijd een zoeken. Het is echter niet alleen een zoeken naar bewijzen, want de wijze waarop gezocht wordt is evenzeer een kwestie van zoeken. Het is volgens haar een minder zekere aanpak die niet per se leidt tot een “wetenschappelijke waarheid”, in die zin dat ze zou moeten gebaseerd zijn op reproduceerbaarheid van het onderzoek. Dit vraagt een meer verkennende houding en een meer beschouwende benadering van wat kwetsbaarheid of waanzin voor vrouwen kan zijn. Het is te vinden in allerlei vormen van verhalen, gaande van liedjes zoals Yannick Ripa hierboven citeert, over ervaringsverhalen van mensen die worstelen met psychische klachten tot verhalen uit de psychologie of filosofie. Het gaat erom verhalen uit de lange traditie van de filosofie, de literatuur en de kunsten te lezen, niet om de waarheid van de waanzin te achterhalen, maar om de vraag te stellen hoe wij waanzin zouden kunnen begrijpen, als een diepmenselijke ervaring die soms “ziekte” wordt genoemd.

Stemmen horen 

Neem bijvoorbeeld de term “waanzin” zoals die door Michel Foucault wordt gepercipieerd in La folie, l’absence d’oeuvre. In dat essay legt hij uit hoe de waanzin voor hem tegelijkertijd behoort tot het domein van de psychiatrie als tot het domein van het antropologische denken. Waanzin is voor hem zowel een geestesziekte als een '”folie”, een ongrijpbare toestand waarin de mens zich onmiskenbaar ook bevindt, in de marge van het gangbare leven. Waanzin in die laatste betekenis laat zich, aldus Foucault, concreet kennen in “de verbondenheid van de mens met zijn fantasmen, met hetgeen voor hem onmogelijk is, met zijn lichaamloze pijn, met zijn nachtmerries”. Het is, zo zou je kunnen zeggen, de duistere kant van ons bestaan, datgene wat we doorgaans niet begrijpen maar dat toch tot de kern van ons leven behoort. Omdat de waanzin in de betekenis van ‘la folie' diep verankerd is in onze cultuur noemt Foucault het de 'waarheid' van de mens. 

In deze omschrijving is waanzin alles wat ontsnapt aan de poging om grip te krijgen op het leven. Naast het medische verhaal is er ook een ander verhaal te lezen aan de keerzijde van de ratio. Het is een menselijk verhaal aan gene zijde van wat we als vol en zinvol ervaren. Het is precies op die plek dat vrouwelijke waanzin een andere betekenis  krijgt dan de binaire kwetsbaar/niet-kwetsbaar: een betekenis die zowel die romantische gedachte van het duistere, mysterieuze, gevoelsmatige van het vrouw-zijn een plek geeft maar tegelijkertijd ook kan erkennen dat waanzin in zijn medische betekenis ook lijden impliceert. Waanzin is, aldus bezien, een begrip dat in zijn ambigue meerduidigheid kan bestaan. 

Ook meer recent wordt daarvoor gepleit vanuit de hoek van Mad Studies: “Madness should retain its aura of mystery, and it should always leave room for different views and stories, where some ‘mad’ people want a place in the exploration of the unknown, where there is still room to laugh about one’s madness, and where some ‘patients’ want to offer different stories, different perspectives, different views on madness, sometimes mysterious, but sometimes very mundane.” Net zoals vrouwenstudies, Post-Colonial Studies of Black Studies pleiten Mad Studies voor een verregaande emancipatie - of noem het dekolonisatie - van de wetenschappelijke psychiatrie. Academici, (ex)patiënten, activisten maar ook kunstenaars verkiezen de term waanzin te gebruiken in plaats van kwetsbaarheid. Dit vanuit hun engagement om te onderzoeken wat waanzin zou kunnen zijn. De kunstenares Dora Garcia  onderschrijft bijvoorbeeld expliciet de doelstellingen van de Mad Studies met het project Mad Marginal. De inzichten vanuit de anti-psychiatrie en de anti-institutionele bewegingen, zoals Mad Studies, zijn voor Garcia het perspectief van waaruit zij kijkt naar het werk van kunstenaars die zichzelf profileren vanuit kwetsbaarheid of waanzin. In haar werk gaat ze haast letterlijk in die marge van de marginaliteit staan om te onderzoeken, om de stemmen die deze plek bezetten te kunnen horen. 

Daar waar Dora García vanuit bepaalde perspectieven vertrekt waardoor ze ‘waanzinnige stemmen’ kan horen en ontmoeten, verkennen andere kunstenaars, zoals Tracy Emin,  waanzin vanuit hun eigen ervaringen. In de controversiële installatie My bed installeert ze het bed - inclusief de sigarettenpeuken, alcoholflessen, vieze kleren en condooms - waarin ze zich in 1988 terugtrok tijdens een depressie. Het is een “ghost of my past”, zoals ze in een interview zegt. Het is een plek waar de toeschouwer geraakt wordt door die alledaagse banaliteit van de installatie, een stille getuige van de waanzin. In haar autobiografie Strangeland zoekt Emin woorden voor haar verblijf in wat ze “een vreemd land” noemt. 

De toeschouwer kan op ontdekkingsreis gaan naar die plek, waar stemmen van waanzin weergalmen. Er zijn polyfone stemmen te horen die de meerduidigheid en de ambiguïteit van een particuliere ervaring van waanzin laten horen, zonder dat we als toehoorder ooit die ervaringen ten gronde zullen kunnen doorgronden of begrijpen. Maar ongetwijfeld zal het precies in die meerduidigheid zijn dat elkeen resonanties van kwetsbare ervaringen herkent, ervaringen die des levens zijn en soms ook waanzinnig. 

Op de 4e verdieping van de Kaaitheaterstudio’s was die herkenbaarheid te horen in de stilte van de performance; als je heel goed luisterde.